-
1 shift
n. werkploeg; ; beweging; verschuiving; verandering; verwisseling; (het) overbrengen; verhuizing; list--------v. verschuiven, verplaatsen; verwisselenshift1[ sjift] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 hemdjurk♦voorbeelden:¶ make shift • zich behelpen, zichzelf zien te reddenmake shift without • het stellen zonder————————shift21 van plaats veranderen ⇒ zich verplaatsen, schuiven3 zich redden ⇒ zich behelpen, het klaarspelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verplaatsen ⇒ verschuiven, verzetten♦voorbeelden:shift the helm • het roer omgooien -
2 fasten the blame on
fasten the blame on -
3 fasten
v. dichtgaan, sluiten; vastmaken, bevestigen, dichtdoen[ fa:sn]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vastmaken ⇒ bevestigen, dichtmaken/doen♦voorbeelden:fasten the blame on • de schuld schuiven opfasten one's eyes on • de ogen vestigen op -
4 shift the blame onto
-
5 set up
n. (Slang) lawaai; bedrog; valstrik; hinderlaag; wedstrijd georganiseerd met een tegenstander die makkelijk kan worden verslagen--------v. opzetten; opstellen; activeren; iem. belazeren, de schuld op iem. anders schuiven; iem. oplichtenset up♦voorbeelden:set up for oneself • voor zichzelf beginnenset up in business • een zaak beginnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opzetten 〈 bijvoorbeeld tent〉 ⇒ opstellen, monteren 〈 machine〉; zetten 〈 boek〉; stichten, oprichten 〈 school〉; beginnen 〈 winkel〉; aanstellen 〈 comité〉; opstellen 〈 regels〉; organiseren♦voorbeelden:be well set up for/with money • goed voorzien zijn van geld -
6 put the saddle on the wrong horse
de schuld in iem. schoenen schuiven, iem. ten onrechte beschuldigenEnglish-Dutch dictionary > put the saddle on the wrong horse
См. также в других словарях:
Schuh — Der Schuh hatte früher eine große Bedeutung in der Brautwerbung (vgl. ›Aschenputtel‹; ›Thidrekssaga‹, Kapitel 61; ›König Rother‹): damit in Verbindung steht wohl noch die schwäbische Sitte des Schuhweintrinkens, bei der am Hochzeitstag die… … Das Wörterbuch der Idiome